Cornelis Schuyt

De Orpheus van Leiden

Cornelis Florisz. Schuyt (geboren in 1557, overleden op donderdag 9 juni 1616, begraven in de Pieterskerk op zondag 12 juni 1616) was op en top een Leidenaar. Hij was zoon van Floris Cornelisz. Schuyt, organist en stadsmuzikant te Leiden. Als muzikaal begaafd kind bevond Schuyt zich in de ideale positie om zich te ontwikkelen tot een musicus van aanzien. Daarbij zullen niet alleen de muzikale en didactische kwaliteiten van vader Floris, maar ook diens uitstekende contacten met het stadsbestuur van Leiden een doorslaggevende rol hebben gespeeld.

Over de vroege jaren van Schuyt bestaan weinig zekerheden, zeer waarschijnlijk heeft hij een studiereis naar Italië en omringende landen ondernomen (mogelijk vergezeld door zijn vader).

Op 11 maart 1593 werd Schuyt door het stadsbestuur als tweede organist aangesteld. Vader en zoon bespeelden afwisselend de orgels van de Pieterskerk en de Hooglandse- of Pancraskerk. Niet tijdens de diensten, want dat was in deze tijd nog verboden bij de protestantse gemeente. Buiten de diensten om waren er bepaalde vaste uren waarop er op het orgel gespeeld diende te worden. En natuurlijk ook tijdens officiële gebeurtenissen verwachtte het stadsbestuur orgelspel.

Ook het opluisteren van officiële diners van notabelen met wereldlijke muziek ging tot de taak van Schuyt behoren, evenals het onderhouden van de speeltrommel van het carillon van het stadhuis. Daarnaast werd van hem verwacht dat hij muzieklessen aan de meest begaafde zangers van de cantorij gaf. Al met al dus een breed palet aan taken dat alleen uitgevoerd kon worden door een zeer breed ontwikkeld en gedreven musicus.

Hoe innig de band tussen Schuyt en het stadsbestuur van Leiden was blijkt wel uit het feit dat het stadsbestuur hem allerlei privileges bood, en dat Schuyt tot aan zijn dood in 1616 in dienst van de stad zou blijven. In de 23 jaar van deze aanstelling was Schuyt zonder twijfel de man die het muzikale gezicht van Leiden bepaalde. In deze periode verschenen ook de uitgaven van de bundels met madrigalen en instrumentale muziek van Schuyt.

Over het muzikale leven in Leiden in deze periode is meer bekend. Zo woonde bijvoorbeeld ook Joachim van den Hove, een internationaal bekende luitspeler, tussen 1593 en 1616 in Leiden, waar hij onder meer luitles gaf aan prins Frederik Hendrik. Schuyt en Van den Hove werkten geregeld samen en Van den Hove heeft zeker één compositie van Schuyt voor luit bewerkt.

Vanaf 1612 had Leiden vaste stadsmuzikanten in dienst, onder leiding van Jan Jorden (of John Jordan). Jorden was waarschijnlijk met een groep Engelse muzikanten meegekomen naar Leiden en had zich er gevestigd. Bij diverse gelegenheden moeten deze stadsmuzikanten met Schuyt samengewerkt hebben.

Ook zijn Schuyts collega-organisten en enkele luitspelers bekend, onder wie de predikant Adriaen Smout. In diens verzameling luitstukken, waar hij in zijn studententijd mee begonnen was, staan veel straatdeuntjes en bewerkingen van populaire muziek, die soms alleen uit dit “Thysius luitboek”, dat in de Thysiusbibliotheek op het Rapenburg bewaard wordt, bekend zijn.

Ook over de rederijkerskamers in Leiden is bekend dat daar muziek werd gemaakt. De stadssecretaris Jan van Hout was bijvoorbeeld actief betrokken bij de heroprichting van “De witte Acoleyen” in 1596. Het is bekend dat er intensieve contacten tussen de rederijkers en Schuyt zijn geweest.

Duidelijk is dat er in de periode dat Schuyt in dienst was van de stad Leiden veel gemusiceerd werd en dat Schuyt daar als een ware pater familias een initiërende en leidende rol in heeft gespeeld.